Werk doelgericht

 

Maak vooraf een plan. Voor het seizoen, voor een periode, per week en voor een les. Elke les, iedere week kun je in stapjes werken aan je grotere doel. Onthoud: wie geen doel heeft, weet ook niet waar hij heen gaat...

De kids verdienen je inzet, je vakmanschap en je enthousiasme voor de sport waterpolo.

 

 

3 x L

Als de training verzorgt, kun je altijd deze kapstokvragen gebruiken:

LOOPT 'T

Zijn de opdrachten duidelijk, verloopt alles veilig, kunnen de kids veel beurten maken

LUKT 'T

is de oefenstof geschikt en zien we succesbeleving, is de oefenstof uitdagend dat er hard geoefend wordt

LEEFT 'T

is er een positieve sfeer in de les en zien we de smile bij de kinderen.

 

 

Play to learn

 

De kinderen zitten op de sport waterpolo, omdat het een spelsport is. Het spelen, het partijtje, het wedijveren is dus belangrijk.

Als je in je training een opdracht geeft WAT en HOE, geef dan ook altijd aan WAAROM. Je wilt wat je oefent kunnen gebruiken in het spel.

De KNZB hanteert de leerlijn  'de wedstrijdsituatieve trainingsbenadering'. Wat zie je in het spel gebeuren en wat hebben we daar nodig om te kunnen. De oefenstof komt dus rechtstreeks uit het spel en kan vervolgens ook weer worden teruggeplaatst in het spel.

We onderscheiden:

  • TEGENAANVAL en VERDEDIGING TEGENAANVAL
  • 66AANVAL en 66VERDEDIGING
  • 65 en 56

Elk spelonderdeel heeft zijn fasen, waarbij de omschakeling en organisatie belangrijke aspecten zijn. We gaan verdedigen omdat we de bal verliezen en we gaan aanvallen als we de bal weer veroveren. Praktisch gezien voor je badindeling bij de trainingen: zorg voor een veld/veldje, doelen, doeltjes of matjes etc.

 

Jeugd opleiden

 

Leg bij de jeugd altijd de nadruk op opleiden. Maak altijd stapjes naar beter met gevarieerde oefeningen en aanpak. Geef de kinderen de kans de dingen zich eigen te maken. Het is een leerproces dat tijd en geduld vraagt. Zorg voor steeds kleine succesjes, dat geeft kinderen plezier en zelfvertrouwen.  Winst boeken is een term die daar goed bij past.

 

Centraal staat het kind, dat waterpolo speelt. Oefenstofbrij uitstrooien over een groep kinderen is wat anders...

Kinderen zijn ook allemaal verschillend, hou daar rekening mee. De één kleunt er direct in bij de duels, waar een ander kind heel erg voorzichtig is in de buurt van een tegenstander. Het ene kind ziet alleen een doel waar een bal in moet, een ander kind speelt liever de bal over aan een ander.

 

Spiegel en raam

Ga na een training altijd voor jezelf na wat goed ging, wat beter kan, welke oefeningen geslaagd waren, welke wat minder. Gebruik de informatie bij het maken van je volgende les.

 

Kijk ook om je heen, vraag of je in de keuken mag kijken bij collega-trainers. Surf ook es op internet, je vindt er een schat aan informatie over traininggeven (de 4 trainersinzichten) en ook filmpjes van technieken, oefenstof en wedstrijden zijn erg waardevol om naar te kijken.

 

 

Zwemtesten

Doe met regelmaat korte zwemtestjes. Je kunt heel concreet de vooruitgang van je deelnemers meten:

  • Borstcrawl 100 meter met handafzet muur (keepers schoolslag)
  • Borstcrawl 50 meter met handafzet muur (keepers schoolslag)
  • 25 meter benen schoolslag met bal; start bal tegen muur, finish bal tegen muur drukken
  • 25 meter poloborstcrawl met bal; start bal tegen muur losse start, finish bal tegen muur drukken
  • 25 meter sluipen linkerzij, idem rechterzij; start is handafzet muur
  • 5x5 meter sprint (tussen 2 zwemlijnen: starten, zwemmen, keren etc)
  • doelspringen, 4x heen en weer (starten met schouder bij paal,zijwaarts bewegen, andere paal aantikken etc)